De populairste Engelse woorden 351 - 400

 0    50 informačný list    Engnl1000
stiahnuť mp3 vytlačiť hrať Skontrolujte sa
 
otázka Odpoveď
anyone
Does anyone hear me?
začať sa učiť
iemand
Hoort iemand mij?
dear
in brieven
Dear Arthur...
začať sa učiť
beste, geachte
Beste Arthur...
also
I also want a biscuit!
začať sa učiť
ook
Ik wil ook een taartje!
shall
het aanbod
Shall we dance?
začať sa učiť
zal, zullen
Zullen we dansen?
looks
he, she, it
He looks gorgeous.
začať sa učiť
ziet er uit
Hij ziet er prachtig uit.
saying
Present participle van "to say"
She's not saying much.
začať sa učiť
zeggen
Ze zegt niet veel.
until
You can't go home until you finish your work.
začať sa učiť
tot
Je kan naar huis niet terugkomen tot je met je werk klaar bent.
crazy
You're crazy!
začať sa učiť
gek
Je bent gek!
late
It's getting late, I have to go.
začať sa učiť
laat
Het wordt laat, ik moet weg.
phone
What's your phone number?
začať sa učiť
de telefoon
Wat is je telefoonnummer?
eyes
Are your eyes green?
začať sa učiť
ogen
Zijn je ogen groen?
kid
Whose kid is he?
začať sa učiť
het kind
Wiens kind is hij?
easy
The exams weren't easy.
začať sa učiť
makkelijk
De examens waren niet makkelijk.
to sleep
I sleep seven hours a day.
začať sa učiť
slapen
Ik slaap zeven uur per dag.
mine
This book is mine.
začať sa učiť
mijne, van mij
Dit boek is van mij.
to be afraid
Don't be afraid.
začať sa učiť
bang zijn
Wees niet bang.
doctor
I want to be a doctor.
začať sa učiť
de dokter
Ik wil dokter worden.
death
People are afraid of death.
začať sa učiť
de dood
Mensen vrezen de dood.
nobody
There's nobody here.
začať sa učiť
niemand
Er is niemand hier.
four
My son is four years old.
začať sa učiť
vier
Mijn zoon is vier jaar oud.
under
There's a dog under your bed.
začať sa učiť
onder
Er is een hond onder je bed.
second
Give me a second.
začať sa učiť
de seconde
Geef me een seconde.
music
What's your favourite music genre?
začať sa učiť
de muziek
Wat is jouw favoriete muziekgenre?
somebody
Somebody was here.
začať sa učiť
iemand
Iemand was hier.
to change
I need to change my plans.
začať sa učiť
veranderen
Ik moet mijn plannen veranderen.
far
It's too far from here.
začať sa učiť
ver
Het is te ver van hier.
hands
My hands are cold.
začať sa učiť
handen
Mijn handen zijn koud.
aren't
are + not
Aren't you happy?
začať sa učiť
bent niet, zijn niet
Ben je niet gelukkig?
kids
Kids are lovely.
začať sa učiť
kinderen
Kinderen zijn leuk.
knows
he, she, it
He thinks he knows everything.
začať sa učiť
weet
Hij denkt dat hij alles weet.
actually
Actually, you are right.
začať sa učiť
eigenlijk
Je hebt eigenlijk gelijk.
to hit
Who hit you?
začať sa učiť
slaan
Wie sloeg je?
children
I have two children.
začať sa učiť
kinderen
Ik heb twee kinderen.
case
This case is complicated.
začať sa učiť
het geval
Dit geval is gecompliceerd.
thinking
Present participle van "to think"
What are you thinking about?
začať sa učiť
denken
Waar denk je aan?
waiting
Present participle van "to wait"
I've been waiting for two hours.
začať sa učiť
wachten
Ik wacht sinds twee uren.
it's
It's my best friend.
začať sa učiť
het is, dit is
Het is mijn beste vriend.
gave
Past simple van "to give"
He gave me the flowers.
začať sa učiť
gaf, gaven
of "hebben gegeven"
Hij gaf mij de bloemen.
to read
You should read a book.
začať sa učiť
lezen
Je moet een boek lezen.
times
I go to the gym three times a week.
začať sa učiť
keer
Ik ga naar de sportschool drie keer per week.
minutes
The train leaves in fifteen minutes.
začať sa učiť
minuten
De trein vertrekt over fijftien minuten.
to speak
Could you speak louder?
začať sa učiť
spreken
Kan je luider spreken?
anyway
It doesn't matter anyway.
začať sa učiť
althans, toch
Het maakt althans niet uit.
to stand
Sit down, you don't have to stand.
začať sa učiť
staan
Ga zitten, je hoeft niet te staan.
part
It's only a part of the story.
začať sa učiť
het deel
Het is maar een deel van het verhaal.
to wish
I wish you a merry christmas.
začať sa učiť
wensen
Ik wens je het vrolijke kerstfeest!
word
I can't pronounce this word.
začať sa učiť
het woord
Ik kan dit woord niet uitspreken.
having
Present participle van "to have"
Are you having fun?
začať sa učiť
hebben
Heb je veel plezier?
to cut
She is cutting the bread.
začať sa učiť
snijden
Ze is broot aan het snijden.
stuff
Take your stuff.
začať sa učiť
zaken
Neem je zaken.

Ak chcete pridať komentár, musíte byť prihlásený.